Computers in een netwerk of verbonden met het internet moeten elk afzonderlijk met elkaar kunnen praten (mits bepaalde regels en beperkingen natuurlijk). Hiervoor dient elk apparaat (kunnen ook printers, smartphones, tablets, of andere soorten zijn) uniek voorgesteld te worden. Het is logisch dat wanneer 2 apparaat identiek zouden ingesteld zijn, er een probleem zou zijn bij hun communicatie onderling of met andere apparaat.
De meest gebruikte manier om elk apparaat een eigen identiteit te geven is via IP-adressen (IP= Internet Protocol). Dit artikel beschrijft de basiskennis van IP-adressering.
Voor een volledig configuratie van een apparaat zijn er echter nog enkele andere gegevens nodig. Hieronder een overzicht van de belangrijkste, een minimum set om een apparaat correct te laten functioneren in een netwerk.
- IP-adres
Elke computer in een netwerk heeft een uniek IP-adres nodig. Dit wil zeggen dat in een zelfde netwerk, 1 adres slechts 1 maal gebruikt mag worden. Een IP-adres bestaat uit 4 getallen gaande van 0 tot 255, gescheiden door een punt.
Voorbeeld 1: 192.168.1.50
Deze 4 getallen kunnen we in 2 groepen delen. Een eerste deel heeft betrekking tot de identiteit van het netwerk; de tweede tot de identiteit van het apparaat. Hoeveel van de 4 getallen tot elke groep behoren kan variƫren, m.a.w. waar de scheiding tussen de 2 groepen ligt. Aangezien de 4 getallen gewoonweg achter elkaar staan met een punt er tussen en verder geen aanduiding van 2 groepen zichtbaar is, moet er een manier zijn om deze groepen te onderscheiden. De meest gebruikte manier is met het netwerk masker. - Netwerk masker
Het netwerk masker (subnet mask) dient om de scheiding tussen het netwerk- (network) en het apparaat-gedeelte (host) in een IP-adres te bepalen. Het is net zoals een IP-adres opgebouwd uit 4 getallen gescheiden door een punt, maar deze getallen zijn meestal 0 of 255.
Voorbeeld 1: 255.255.255.0
De getallen 255 duiden op het netwerk-gedeelte en de nul(len) duiden op het apparaat-gedeelte. In bovenstaande voorbeelden zien we 3 getallen 255. Dit betekent dat in het bijhorende IP-adres de getallen overeenkomend met de 255 in het masker deel uit maken van het netwerk. De nul duid een apparaat in dat netwerk aan. Concreet in dit verbeeld is 192.168.1 het netwerk en 50 het apparaat in dit netwerk.
Voorbeeld 2: 255.255.0.0
Hier is het netwerk 192.168 en het apparaat 1.50.
Bij het toekenen van IP-adressen aan de apparaten in een netwerk gelden de volgende regels:
- Het netwerk gedeelte moet voor elk apparaat hetzelfde zijn.
- Het host-gedeelte moet voor elk apparaat verschillend zijn.
- In het IP-adres mogen we geen 255 of 0 gebruiken. Deze hebben een speciale betekenis (niet van belang voor deze introductie).Wanneer we deze regels toepassen op voorbeeld 1, bekomen we de volgende IP-adressen die we mogen toekennen aan de apparaten in het netwerk:
192.168.1.1, 192.168.1.2, 192.168.1.3, ... , 192.168.1.253, 192.168.1.254.
In dit netwerk kunnen we dus 253 apparaten configureren.
In een netwerk ingesteld zoals voorbeeld 2 kunnen we meer dan 64000 apparaten gebruiken. - Router adres
Door de uniek-toegekende adressen kunnen de apparaten in het netwerk op een ondubbelzinnige manier met elkaar communiceren. Maar wanneer we nu contact willen leggen met apparaten in een ander netwerk (bijvoorbeeld een webserver), dan is er nog iets extra nodig. Dit is het router adres (ook gateway genaamd). Het is het adres van de router in dat netwerk. Een router is een apparaat dat de verbinding legt tussen 2 verschillende netwerken.
Het router adres maakt deel uit van de adressen die we ter beschikking hebben voor alle apparaten in het netwerk. Meestal wordt de eerste of de laatste gebruikt. Verder bouwend op voorbeeld 1 is dit dus 192.168.1.1 of 192.168.1.254.
- DNS-servers
We kunnen dus nu al communiceren met apparaten in een ander netwerk. Dit gebeurd dan via IP-adressen. We moeten dus bijvoorbeeld een IP-adres zoals 23.214.128.94 kennen van de server waar we informatie van nodig hebben. Dit is niet echt handig.
Daarom bestaat er DNS (= Domain Name System). Hiermee kunnen we een apparaat aanspreken met een naam (bijvoorbeeld www.apple.com). Een DNS-server staat er voor in om te vertaling te doen tussen IP-adressen en namen.
Wanneer we op onze computer geen DNS-servers hebben ingesteld, dan kunnen we niet tot bij www.apple.com geraken. We moeten dus 1 of meer DNS-servers gebruiken d.m.v. van hun IP-adres in te stellen. Deze adressen krijgen we meestal bij het internet abonnement. Voor Belgacom (Skynet) zijn de DNS-servers 195.238.2.21 en 195.238.2.22. Er bestaan ook DNS-servers van Google die we steeds kunnen gebruiken: 8.8.8.8 en 8.8.4.4.
Een minimale configuratie voor 1 apparaat in het netwerk volgens voorbeeld 1 ziet er nu als volgt uit:
IP-adres: 192.168.1.50
subnet mask: 255.255.255.0
router: 192.168.1.1
DNS-servers: 8.8.8.8 en 8.8.4.4
Gelukkig hoeven we niet steeds elke aparaat in ons netwerk handmatig in te stellen. Dit kan ook automatisch door bijvoorbeeld DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol). De DHCP-functie zit meestal in onze router. Dit wil zeggen dat de router het "beheer" heeft over de IP-adressering van de andere apparaten in het netwerk.
Hoe werkt het? Eenvoudig. Standaard staat een nieuw apparaat (printer, computer, tablet, ...) ingesteld voor DHCP. Dit apparaat vraagt dan aan de router een IP-adres met bijhorende andere instellingen. De router antwoord dan met de nodige gevens, zodanig we zelf niets hoeven in te stellen.
Opmerkingen
0 opmerkingen
U moet u aanmelden om een opmerking te plaatsen.